-
1 firm
adj. stevig; stabiel; sterk, vast; hard; onbuigzaam; permanent; krachtig, vastbesloten--------adv. stevig, volhardend--------n. firma, zaak--------v. Steviger worden; vaster worden; stabiliseren (van prijzen)firm1[ fə:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 firma————————firm2〈bijvoeglijk naamwoord; firmness〉1 vast ⇒ stevig, hard3 zeker ⇒ vast, stabiel4 standvastig ⇒ resoluut, ferm♦voorbeelden:the dollar stayed firm • de dollar bleef stabiel4 keep a firm grip/hold of someone • iemand goed/stevig vasthouden, iemand streng aanpakkenfirm decision • definitieve beslissingtake a firm line • zich (kei)hard opstellenbelieve firmly in something • vast in iets gelovenbe firm with children • streng zijn tegen kinderen————————firm31 stevig(er)/vast(er) worden ⇒ zetten, hecht(er)/hard(er) worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verstevigen ⇒ stevig(er)/vast(er) maken, stabiliseren————————firm4〈 bijwoord〉1 stevig ⇒ standvastig, volhardend♦voorbeelden:stand firm • op zijn stuk blijven -
2 fast
adj. snel; vlug; vast; sterk; stevig; achter pleziertjes aangaand--------adv. snel; hard; vóór; geraffineerd; vast; trouw--------n. vast (het niet eten); vasten, lijden--------v. vastenfast1[ fa:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fast21 vast ⇒ stevig, hecht♦voorbeelden:make fast • stevig vastmakenfast lane • er rijbaan, inhaalstrook 〈 van autoweg〉fast train • sneltreinlive in the fast lane • een jachtig/hectisch leven leidenfast and furious • uitbundig〈 slang〉 pull a fast one on someone • met iemand een vuile streek uithalen, iemand afzetten————————fast3〈 werkwoord〉1 vasten————————fast4〈 bijwoord〉2 snel ⇒ vlug, hard♦voorbeelden:hold fast to something • iets stevig vasthouden -
3 hang on
v. wachten, blijven (hangen), zich vastklemmen; volhoudenhang on〈 informeel〉1 zich (stevig) vasthouden ⇒ niet loslaten, blijven (hangen)2 volhouden ⇒ het niet opgeven, doorzetten♦voorbeelden:1 hang on tight! • hou (je) stevig vast!hang on to • zich vasthouden aan3 hang on (a minute)! • ogenblikje! -
4 grip
n. greep; begrip; vastpakken; vastgrijpen; handvat--------v. vastpakken; vastgrijpen; begrijpen; innemen; boeien (uit interesse)grip1[ grip] 〈 zelfstandig naamwoord〉6 → grippe grippe/♦voorbeelden:come/get to grips with someone • met iemand beginnen te vechtencome to grips with a problem • een probleem aanpakken〈 informeel〉 keep/take a grip on oneself • zich beheersen, zichzelf in de hand houden————————grip2〈 gripped〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:a gripping story • een boeiend verhaal -
5 clutch
n. omhelzing; koppeling (auto); een groep kuikens; broeikast--------v. vasthouden; omhelzenclutch1[ klutsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 letterlijk voornamelijk enkelvoud, figuurlijk voornamelijk meervoud〉 greep ⇒ klauw; 〈 figuurlijk ook〉 macht, controle, bezit♦voorbeelden:be in the clutches of a blackmailer • in de greep/klauwen van een chanteur zijnlet the clutch out • ontkoppelen————————clutch2〈 werkwoord〉1 grijpen ⇒ beet/vastgrijpen; stevig vasthouden♦voorbeelden: -
6 hold fast to something
-
7 keep a firm grip/hold of someone
keep a firm grip/hold of someoneiemand goed/stevig vasthouden, iemand streng aanpakken -
8 keep a tight grip on
-
9 steady
adj. stevig; vast; solide--------interj. vast--------n. vaste vriend--------v. vasthouden; neerzettensteady1[ steddie] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————steady2〈bijvoeglijk naamwoord; steadiness〉1 vast ⇒ vaststaand, stabiel2 gestaag ⇒ bestendig, geregeld; vast 〈 van baan, inkomen e.d.〉; regelmatig 〈 van leven〉; sterk 〈 van zenuwen〉5 betrouwbaar ⇒ oppassend, solide♦voorbeelden:(as) steady as a rock • rotsvast3 steady on! • kalm aan!, langzaam!〈 scheepvaart〉 steady on! • recht zo!————————steady3〈 steadied〉1 vast/bestendig worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 kalmeren♦voorbeelden:————————steady4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:————————steady5
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский